De kauri is een tropische zeeslak die men vindt in verschillende oceanen. Kauri schelpen zijn van oudsher een betaalmiddel. De voornaamste oorsprong van dit natuurproduct is de Indische oceaan. De waarde werd regionaal bepaald door vraag en aanbod. Kauri’s maakten deel uit van de bruidsschatten en grafgiften. In 1500 v. Chr. was de kaurischelp het ideale betaalmiddel in China. Of er veel met deze valuta werd betaald, is niet zeker, maar het gebruik was vermoedelijk wel wijd verbreid. Toen het Chinese schrift werd ontwikkeld, was het schelpenteken het symbool voor “ geld” en kwam het voor in tekens die te maken hadden met kopen en verkopen. In 1911 moest men voor een koe 2500 kauri’s neertellen, voor een geit 500, een kip 25 en voor kookgerei afhankelijk van de maat 2 tot 200 kauri’s. Ze vormen een belangrijk element in de magie, en fungeren ook als vruchtbaarheidssymbool.
De schelpen werden via de handelsroutes verspreid over de verschillende werelddelen. De West-Indische Compagnie (1620) bv. richt zich op driehoekshandel: één schip, drie routes, verschillende ladingen. Wapens, kauri schelpen en stoffen gaan naar Afrika. Van daar worden Afrikaanse slaven naar Zuid Amerika verscheept. Tenslotte keert het schip terug naar Europa met producten van de plantages. Ruilmiddel in deze driehoekshandel waren de kauri schelpen.
Het woord kauri is een Tamil-woord voor een klein weekdier. De porseleinen schaal van deze zeeslak is geelachtig wit van kleur en heeft de grootte van een hazelnoot. De schelp wordt gevist in de Indo-Pacific, de Malediven, Sri Lanka, de kust van Malabar, de Solo-eilanden tot de Filipijnen en oostkust van Afrika, Mozambique. Kauri schelpen werden verspreid door karavanen, van China naar Afrika via India. Hun vorm, die door veel mensen associaties oproept met het vrouwelijke geslacht, symboliseert het principe van leven, bescherming en vruchtbaarheid. Kauri’s waren tegelijk sieraad en wisselgeld, zowel in Azië als in Afrika. In zwart Afrika siert het schelpje armbanden, halskettingen en kapsels onder de Masai, de Peul en de volkeren van Congo. In Tibet vinden we kauri’s op de mutsen van pasgeborenen. Zij dienden als een toevluchtsoord voor de ziel, die werd opgejaagd door demonen.